De Epistels van Paulus – Hun boodschappen
1 Tessalonicenzen – De gelovigen van Thessaloniki ontvingen deze brief om hun vertrouwen te sterken en hen te verzekeren van de beloofde wederkomst van Jezus. Deze jonge kerk was in de eerste eeuw gevestigd gedurende een periode van Christenvervolgingen. Zij waren nog niet volgroeid in hun geloof en hadden behoefte aan zekerheid over de liefde en trouw van Paulus gedurende aanvallen van boze Grieken, ijverige Joden en de Romeinse autoriteiten. Christenen werden gestenigd, gemarteld en soms geslagen tot de dood er op volgde.
Dit Epistel van Paulus gaat over hun ultieme bron van hoop – Jezus. Hij was opgestaan en had beloofd om terug te komen voor degenen die trouw bleven. Paulus maant deze groep om vreugdevol, wijs en oplettend te zijn, en zich voor te bereiden op de wederkomst van Christus. Paulus zei hen dat zij zich konden troosten met de wetenschap dat hun geliefde doden zullen opstaan (1 Tessalonicenzen 4:13-18).
2 Tessalonicenzen – Deze kerk begreep niet dat de wederkomst van Jezus niet onmiddellijk zou plaatsvinden. 2 Tessalonicenzen is geschreven om hun verwarring over deze belofte weg te nemen. Zij hadden de bedoeling van het eerste Epistel van Paulus verkeerd begrepen en vanwege de toenemende vervolging waren ze in verwarring geraakt en wachtten af zonder nog iets te ondernemen.
Veel van deze nieuwe gelovigen dachten dat zij zich een luie Christelijke leefwijze konden permitteren omdat Jezus hen elk moment kon komen halen. Jezus zou dan verschijnen om hen te redden en hun aanvallers te straffen. Daardoor verwaarloosden ze hun taak om het evangelie te verspreiden en door hun leefwijze hun geestelijke ommekeer te laten zien. Deze boodschap is ook van toepassing op gelovigen in onze tijd.
Paulus moedigde zijn lezers aan om geduld te hebben gedurende moeilijkheden en beproevingen. Hij herinnerde hen aan de dingen die moeten gebeuren en volbracht moeten zijn voordat Christus terugkomt. Hij drong er bij hen op aan om standvastig te blijven en op de hoede te zijn voor “de wetteloosheid in het verborgene” (bedrog, zonde, en slechtheid) van de “wetteloze mens”, hij die “verloren zal gaan.”1 De slotwoorden van Paulus’ Epistel verzekerde hen ervan dat de Heer trouw is en het kwaad zou weghouden bij hen die Hem trouw dienen.
1 Timoteüs – Timoteüs was een Christen van de tweede generatie. Dankzij vrome familieleden kon hij een trouw geloofsleven met de Heer opbouwen. Timoteüs werd een beschermeling van Paulus en onder diens begeleiding werd hij een kerkleider. In zijn Epistel aan Timoteüs moedigt Paulus geestelijke groei en onderlegd begrip aan, en vertelt hij hoe valse leraren herkend kunnen worden.
Paulus benadrukt in het bijzonder gebed, aanbidding en het dienen van weduwen, ouderen en slaven. Hij besluit zijn Epistel met een waarschuwing om behoedzaam en standvastig te blijven ten aanzien van het geloof. Het is een grote verantwoordelijkheid om een voorbeeldfunctie te vervullen en mentor te zijn voor jongeren en mensen die geestelijk nog niet volgroeid zijn. Die rol vervullen wij ten opzichte van onze kinderen, en vervulde Paulus ten opzichte van zijn jonge leerling.
2 Timoteüs – Timoteüs had een hechte band met Paulus en werd er vaak op uit gestuurd om Paulus te vertegenwoordigen. Hoewel Timoteüs een nogal bedeesde jonge man was, zag Paulus kracht en oprechte toewijding in hem. De jonge man begon te reizen met Paulus en Silas. Hij leerde veel, en ontving veel respect.
Gedurende de aan hem toevertrouwde dienst in Korinthe ondervond Timoteüs problemen, die aanleiding gaven voor dit Epistel van Paulus met vele instructies. De brief bevatte richtlijnen voor Timoteüs ten aanzien van kerkelijke normen voor kerkleiders, oudsten, vrouwen en diverse groepen binnen de kerk.
Titus – Paulus liet Titus achter op het eiland Kreta om de kerken daar te dienen. Het doel van Paulus’ Epistel was om Titus te bemoedigen en adviseren over het op orde brengen van de kerken en het aanstellen van oudsten in elke stad. Omdat Paulus in die tijd vaak gevangen zat, probeerde hij “vertegenwoordigers” op te leiden zoals hij met Timoteüs gedaan had, zodat zij zijn taken konden overnemen.
Discipline werd genegeerd en zelfs geminacht in veel van deze jonge kerken. Paulus wilde dat de kerk geestelijk zou leven met beheersing en rechtschapenheid. Hij benadrukte dat de kerkleiders voorbeeldig gedrag en rechtvaardigheid moest voorleven. Enkele van zijn laatste woorden in dit Epistel zeggen Titus: “Gods genade is openbaar geworden tot redding van alle mensen. Ze leert ons dat we goddeloze en wereldse begeerten moeten afwijzen en bezonnen, rechtvaardig en vroom in deze wereld moeten leven, in afwachting van het geluk waarop wij hopen: de verschijning van de majesteit van de grote God en van onze Redder Jezus Christus. Hij heeft Zichzelf voor ons gegeven om ons van alle zonde vrij te kopen, ons te reinigen en ons tot Zijn volk te maken, dat vol ijver is om het goede te doen” (Titus 2:11-14).
Filemon – Dit Epistel van Paulus is geschreven aan de rijke eigenaar van een weggelopen slaaf. De slaaf had gestolen van zijn meester en was weggelopen, iets waar volgens de Romeinse wet de doodstraf op stond. De slaaf ontmoette Paulus (inmiddels een oude man) en werd een Christen. Dit Epistel is een verzoek van Paulus aan Filemon om de misdrijven van de slaaf te vergeven.
Paulus zond de slaaf terug naar zijn rechtmatige meester met de brief. Omdat de slaaf verlossing ontvangen had, was hij een nieuwe mens. Paulus wilde dat de slaaf Filemon zou helpen bij zijn bediening, omdat hij nu een Christenbroeder van hen beiden geworden was.
Vergeving is krachtig; de smeekbede van Paulus laat zien wat Jezus voor ons gedaan heeft. Zoals de slaaf verzoend werd met zijn eigenaar, worden wij verzoend met God door Jezus, wanneer wij vergeving ontvangen. Dat is het doel van het kruis. Jezus stierf om onze zonden te verzoenen door onze boete te betalen, zodat wij vergeving kunnen krijgen.
Copyright © 2002-2021 AllAboutTruth.org, Alle rechten voorbehouden